Een glas wijn. De enige stille getuige van de gebeurtenissen deze avond. De scheur als litteken van het gevecht dat zich nog steeds afspeelt. En het begon zo mooi, een mooie fles, lekker eten. De twee zouden vanavond de boel wel eventjes rechtzetten. Er was zoveel gebeurd de laatste jaren dat ze steeds verder uiteen dreef. Stomme misverstanden en elkaar ronduit belazeren waren geculmineerd in een status quo waarbij ze elkaar geen stom woord, nog geen blik waardig gunden.
Maar het bleven toch broers. En het feit dat ze samen in het kleine appartement woonden, maakte één en ander er niet eenvoudiger op. Op een bepaald moment was het genoeg. Als tweeling kwamen ze tegelijk op hetzelfde idee. Gewoon aan tafel. Goede wijn, lekker eten. En een stevig gesprek. Het was nooit de bedoeling geweest immers om elkaar zo dwars te zitten.
Het eerste uur was gevuld met zwijgend eten. Door hun aandoening sloeg de alcohol harder toe dan bij anderen en langzaam kwamen de tongen los. Eerst verwijten, dan excuses. Oplossingen werden afgewogen en afgewezen. Beschuldigingen ontkend. Tegen twaalven was er nog steeds hetzelfde status quo. Alleen spraken ze nu met elkaar.
Het was de oudere die het eerst sloeg. Vol op de neus. Als het met woorden niet lukte, dan maar met daden. Hij voelde de klap in zijn eigen nek doortrillen. De jongere was slechts enkele seconden jonger, maar wezenlijk sterker. Zijn klap was nog gerichter. En effectiever. De oudere verloor het bewustzijn en met zijn val nam hij de jongere mee.
Daar lag hij. De oudere lag op hem en bewoog niet meer. Het enige wat hij kon, was wachten. Op hulp, op ontwaken, op de dood. Hij staarde naar het laatste glas en een traan verscheen in zijn linkeroog. Dat het zo moest eindigen. Dat zevenenveertig jaar met je broer samenleven eindigde met pijn en een bebloede neus. Stil huilde hij en hoopte op beterschap. Daarna werd het ook hem zwart voor de ogen.
0 reacties